‘Tijdens de studentenprotesten in 1968 was ik in Parijs. Op het journaal werd getoond hoe de stad in brand stond. Mijn moeder was doodongerust. Ik zat echter rustig twee straten verder op een terrasje thee te drinken met mijn zusje. Het journaal richt de blik net als bijna elk ander televisieprogramma op de bijzonderheden, terwijl wij met Big Brother een zo oprecht mogelijke doorsnede laten zien van een dag in dat huis. Dus dan krijg je niet alleen de ruzies en diepgravende gesprekken, maar ook de woorden die als enige functie hadden om de stilte te doorbreken. We tonen dat de kippen gevoerd worden en dat de bewoners op de bank hangen en niets doen.’
Deze invalshoek maakt het raadsel van het succes van Big Brother alleen maar groter. Dankzij de felle protesten vooraf droeg het programma de belofte van spektakel in zich, maar in het Big Brother- huis ging het er vooral bedaard aan toe. Neem het aspect van back to basics: de bewoners moesten leven zonder moderne gemakken als de stofzuiger. Ook moesten zij zich bekwamen in ‘oude ambachten’ als hout hakken en brood bakken, die je eerder verwacht bij een programma als Van gewest tot gewest dan bij een commerciële omroep.