Mensenmassa’s gedragen zich toch per definitie irrationeel?
Dat is wel wat de Franse psycholoog Gustave le Bon ruim een eeuw geleden stelde in zijn standaardwerk De psychologie der massa’s. Mensen gaan helemaal op in de massa en kunnen niet meer logisch nadenken, schreef hij.
Maar dat is bezijden de waarheid. Of het nu gaat om de gewapende demonstraties tegen dictatoriale regimes zoals in Libië en Syrië of om relschoppers die de winkels van Athene of Londen plunderen; als je er door een sociaal-psychologische bril naar kijkt, zie je mensen die zich zodanig weten te organiseren dat ze in staat zijn om via geweld hun persoonlijke of groepsdoelen te realiseren. Soms is dat het vertrek van een dictator, een andere keer het bezit van een led-tv.
Massagedrag is vaak juist een slimme manier om dingen voor elkaar te krijgen. Volgens de theorie van ‘wisdom of crowds’ presteren grote groepen vaak beter dan experts als ze lastige vragen krijgen voorgelegd, van de oplossing van het fileprobleem tot het voorspellen van aandelenkoersen.
Maar plundering als teken van ‘massawijsheid’… Zo slecht hadden die Londense relschoppers het toch niet?
Mensen sluiten zich aan bij de massa om doelen te verwezenlijken die ze niet op een andere manier kunnen realiseren. Daarbij gaat het niet zozeer om hoe slecht ze het hebben in absolute zin, maar hoe slecht ze het hebben in vergelijking met anderen. Dat wordt ook wel ‘relatieve deprivatie’ genoemd.
Relatieve deprivatie is een belangrijke voorspeller van sociale onrust in een samenleving. De jonge plunderaars in Londen hebben het over het algemeen veel beter dan de gemiddelde Afrikaan. Maar dat is niet wat telt voor hen. Ze willen het zo goed hebben als de mensen met wie ze Londen delen – de zakenlui, de profvoetballers.
Dat relatieve status belangrijk is, kun je met een eenvoudig voorbeeld duidelijk maken. Op de vraag ‘Woon je liever een huis van 150 vierkante meter in een straat met huizen van 200 vierkante meter, of in een huis van 100 vierkante meter in een straat met huizen van 50 vierkante meter’, antwoorden mensen toch vaak dat laatste. Onze hersenen zitten zo in elkaar dat we onze statuspositie in onze peer group angstvallig in de gaten houden.
Hoe ongelijker een samenleving, hoe ongelukkiger de mensen en hoe meer kans op onrust; dat heeft onderzoek van mijn Britse collega Richard Wilkinson laten zien. Het is dus niet verwonderlijk dat we deze zomer rellen zagen in landen als Groot-Brittannië en Griekenland, waar de welvaartsverschillen veel groter zijn dan bijvoorbeeld in Nederland.