Brein

Wetenschappers zijn hard op weg een manier te vinden om baby’s met het syndroom van Down te behandelen, zodat hun brein zich normaler zal ontwikkelen. Bij muizen is behandeling nu al mogelijk.

Mensen (en dieren) met het Downsyndroom hebben drie in plaats van twee exemplaren van chromosoom 21. Dat leidt tot een abnormaal klein brein met bijbehorende mentale problemen. Onderzoekers van het John Hopkins instituut in Baltimore (VS) vroegen zich af waaróm het brein van Downpatiënten zo achterblijft in grootte. ­Onderzoek bij muizen toonde aan dat de hersenen van muizen met Down en die van gezonde muizen bij geboorte ongeveer hetzelfde zijn. Maar na een week hebben gezonde hersenen 21 procent meer hersencellen. Op een of andere manier reageren de neuronen in Downbreinen minder sterk op zogeheten ‘Sonic Hedgehog­proteïnen’, eiwitten die de celdeling stimuleren.

Om het aantal hersencellen te vergroten, dienden de onderzoekers extreme hoeveelheden Hedgehog-groeifactoren toe. Dat hielp: na een week hadden de Downmuizen net zo’n groot brein als hun syndroomvrije collega’s. Het is nog te vroeg om mensenbaby’s met stimulerende eiwitten te injecteren, maar volgens de onderzoekers zijn de resultaten wel degelijk veelbelovend.

http://www.hopkinsmedicine.org/