Maar nu was er dit: chemokuren, operaties, kans op micro-uitzaaiingen. Woorden die ik zelf nog zo vreemd en onwerkelijk vond klinken in relatie tot mezelf. Ze toeterden in mijn oren terwijl ik ze probeerde om te vormen tot een geruststellend verhaal, zonder af te doen aan de ernst ervan.
Laat familiepatronen los – maak je eigen keuzes
- Herken én doorbreek je belemmerende familiepatronen
- Ontdek hoe je je eigen pad kunt bewandelen en voel je vrijer
- Inspirerende video’s en opdrachten onder begeleiding van een contextueel therapeut
69,-
Waarin alle dreigende taal hopelijk werd verzacht door die ene belofte aan het eind van een lang en nog deels onduidelijk traject: genezing. Dat mijn eigen geloof daarin wankel was, hoefden ze echt niet te weten.
Ik word kaal, maar dan kunnen jullie fijn een tekening maken op mijn hoofd, is dat niet leuk? De schrik, toch. Het verdriet. Dat niet kunnen wegnemen. Want het ís erg. Je mag huilen, maar we gaan ook nog lachen hoor.
Mijn hemel, gesprekken die je nooit wilt voeren met je kinderen. De eerste weken was vooral de jongste erg bezorgd, van mijn zoon met Down vroeg ik me af wat hij ervan had meegekregen.
Maar met de eerste chemokuur gleden we daarna toch haast vanzelf dat niet-gewilde leven in. Het nieuwe normaal, gek hoe snel het wende: goede dagen, beroerde dagen. Ga vandaag maar even ergens anders spelen, jongens, mama is ziek, mama moet weer naar het ziekenhuis. Mama zonder haar.
Dingen die ik opmerk, met argusogen bekijk, terwijl ik ondertussen mezelf bij elkaar probeer te houden: zijn ze niet te lief, wanneer slaat dat door naar overdreven zorgzaamheid?
Ik koester de gezamenlijke maaltijden, hoe slecht ik me ook voel, omdat we dan we even allemaal samen zijn. En het blijken de beste momenten om te peilen hoe het met iedereen gaat, zonder dat het meteen een zwaar gesprek hoeft te worden.
Mijn zoon met Down drukt een kus op mijn kale kruin en zegt: ‘Als je boven ligt ben je ziek en ga ik je troosten.’ De jongste vraagt of hij een pompoen op mijn hoofd mag schilderen. Op een dag zegt hij tijdens het avondeten, zomaar uit het niets, opgewekt: ‘Mam, het is veel minder erg dan ik dacht. Ik was zo bang dat je altijd in bed moest liggen, maar je kunt ook nog gewoon dingen.’
En alsof hij wil bewijzen dat hij het meent, loopt hij de volgende dag woedend weg van de ontbijttafel omdat hij iets niet mag. Super onredelijk vindt hij me. Voor straf mag ik hem niet naar school brengen, wat ik toevallig vandaag wél had beloofd omdat ik een goede dag heb.
Ik kijk zijn boze rug na tot aan de hoek van de straat. ‘Ik hou van je, lieverd,’ roep ik hem na. ‘Tot vanmiddag!’Opgelucht sluit ik daarna de deur achter me en ga de ontbijtspullen opruimen. Gelukkig: hij is nog helemaal heel.
PS Waarom de eettafel dé plek is om intieme momenten te delen lees je hier.