Toen ik dertig jaar geleden voor het eerst een boek las van de Amerikaanse neuroloog Oliver Sacks was ik meteen gegrepen: hier sprak een man die zijn wachtkamer niet vol zag zitten met patiënten, maar met mensen. Een man die zich probeerde voor te stellen hoe het voor hen moest zijn om te leven met autisme, met tourette, of met het onvermogen gezichten te herkennen.
Zijn verhalen waren niet alleen informatief over de aandoeningen van zijn patiënten, ze openden ook mijn ogen – en de ogen van miljoenen anderen – voor de dagelijkse ellende ervan en voor de veerkracht die patiënten vonden om die ellende het hoofd te bieden. Vaak gebruikte hij eigen ervaringen om tot een beter begrip van zijn patiënten te komen: zijn eigen onvermogen om gezichten te herkennen, de gewaarwordingen toen een oogtumor zijn gezichtsvermogen aantastte. Begin 2015 bleek diezelfde tumor na tien jaar alsnog onherstelbaar uitgezaaid. In de paar maanden die Sacks nog gegeven waren schreef hij vier korte essays, nu gebundeld.
In Dankbaar erkent hij zijn angst voor de dood, maar toont hij zich vooral dankbaar voor wat het leven hem bracht. De scheikunde die hem als bang jongetje na de oorlog houvast bood; de laat in het leven gevonden levenspartner die een einde maakte aan de verdringing van zijn homoseksualiteit; de verbinding met patiënten en met lezers; het schrijven als grootste geluk; en zijn hervonden waardering voor de rust van de sabbat waarmee hij is opgevoed.
‘Ik heb in contact gestaan met de wereld en de bijzondere uitwisselingen ervaren tussen een schrijver en zijn lezers. Maar in de eerste plaats ben ik op deze prachtige planeet een bewust denkend wezen geweest, een denkend dier, en dat alleen al was een enorm voorrecht en avontuur.’ Nog een laatste keer laat hij ons zien dat het kan: veerkracht vinden in een uitzichtloze situatie. Het is een troostrijk besef.