Borderline, wat is dat ook alweer?
De borderlinepersoonlijkheidsstoornis kenmerkt zich door sterk wisselende stemmingen, zwart-witdenken, impulsiviteit en een verstoord zelfbeeld. Mensen met borderline vertonen vaak zelfbeschadigend gedrag: automutilatie is een veelvoorkomend probleem, net als eetstoornissen en verslavingen. Verder zie je geregeld dissociatieve verschijnselen. De patiënt koppelt zich in stresssituaties emotioneel als het ware los van zichzelf.
De 9 kenmerken van borderline
Borderline is een ernstige persoonlijkheidsstoornis die beter te behandelen is dan lang werd veronde...
Lees verderDoor hun levensgeschiedenis hebben mensen met borderline vaak moeite met het aangaan en in stand houden van relaties. Hebben ze zich eenmaal aan iemand gehecht, dan slaat afstandelijkheid makkelijk om in overgrote afhankelijkheid, met heftige verlatingsangst als gevolg.
Hoe kom je aan deze stoornis?
Voor het ontwikkelen van de borderlinepersoonlijkheidsstoornis moet een bepaalde aanleg aanwezig zijn. Stemmingswisselingen, impulsiviteit en angstigheid bij een borderlinepatiënt zijn aangeboren eigenschappen. Daardoor heerst het idee dat borderline erfelijk is. Maar onderzoekt wijst uit dat deze aanleg niet tot uiting komt zonder bepaalde stressvolle gebeurtenissen.
70 procent van de mensen met borderline zegt in hun jeugd seksueel, fysiek of emotioneel misbruikt te zijn. Meestal is dat gebeurd tussen hun 6de en 12de jaar. Ook zeggen velen dat hun ouders overbeschermend, inconsistent, verwaarlozend of veeleisend waren. Een van de gangbare theorieën is dat een ernstig jeugdtrauma een verandering veroorzaakt in iemands stressregulatiesysteem. De stoornis uit zich daarna meestal pas in diens late adolescentie of vroege volwassenheid, en meestal – maar niet noodzakelijk – na een andere stressvolle gebeurtenis, zoals de dood van een dierbare, die de aandoening ‘aanzet’.
Hoewel seksueel misbruik samenhangt met borderline, is er geen oorzakelijk verband. De meeste mensen die als kind misbruikt zijn, ontwikkelen geen borderlinepersoonlijkheidsstoornis. De gedachtegang van wetenschappers op dit moment is dat er, om deze stoornis te ontwikkelen, verschillende ingrediënten nodig zijn. Traumatische jeugdervaringen én aangeboren persoonlijkheidseigenschappen én emotionele verwaarlozing, waardoor iemand zich niet veilig heeft kunnen hechten aan zijn ouders of verzorgers.
In hoeverre is borderline erfelijk?
Wanneer een van de ouders borderline heeft, is de kans dat hun kind ook borderline ontwikkelt vijf keer zo groot als bij kinderen waar de stoornis niet in de directe familie voorkomt. Maar omdat borderline afhankelijk is van complexe factoren is het moeilijk te zeggen in hoeverre borderline als geheel erfelijk is. Bekend is wel dat mensen met deze aandoening lage hoeveelheden van het gelukshormoon serotonine in hun bloed hebben.
Ook is aangetoond dat bij apen een structureel lage aanmaak van serotonine leidt tot uitzonderlijk impulsief, agressief en zelfdestructief gedrag. Deze apen vertonen, wanneer ze opgroeien in een kille omgeving zonder moeder, gedrag dat zeer vergelijkbaar is met een borderlinestoornis. Wanneer apen die structureel te weinig serotonine aanmaken wél liefdevol worden verzorgd en zich veilig weten te hechten, vertonen ze zulk gedrag niet. Dat ondersteunt de theorie dat borderline deels erfelijk is, en dat opgroeien in een onveilige omgeving ertoe kan leiden dat de stoornis tot uiting komt.
Is borderline zichtbaar in het brein?
De ontwikkeling van apparatuur die hersenscans kan maken, is van grote invloed geweest op het begrijpen van de stoornis en in hoeverre borderline erfelijk is. Met behulp van mri-scans heeft de Amerikaanse psychiater Antonia New de afgelopen tien jaar bewezen dat borderlinepatiënten minder verbindingen hebben tussen de amygdala – het emotionele brein – en de prefrontale cortex, het verstandige brein.
In een ander onderzoek liet New gezonde proefpersonen en proefpersonen met borderline een computerspel spelen waarvan bekend is dat het agressie opwekt bij de speler. Door middel van pet-scans was te zien dat het spel bepaalde activiteit in de hersenen veranderde. Oplichtende plekken duidden op warmte en dus hoger brandstofverbruik.
In de hersenen van de patiënten met borderline draaide vooral het primitieve, emotionele brein harder. Bij de controlegroep vond de meeste activiteit plaats in het verstandige brein. Bij hen volgde direct na de eerste boosheid de verstandige rem vanuit de prefrontale cortex. De werking van hun amygdala werd dus van bovenaf geremd. Bij de proefpersonen met borderline bleef de meeste activiteit plaatsvinden in het emotionele brein.
Geen natuurlijke rem
Deze hersenbeelden laten dus zien dat heftige emoties bij mensen met borderline minder goed worden gereguleerd door het verstandige brein, de prefrontale cortex. Het is alsof bij hen de natuurlijke rem ontbreekt. Dat zou verklaren waarom mensen met borderline van het ene op het andere moment onredelijk boos kunnen worden. Of hevig geëmotioneerd raken door een bepaalde gebeurtenis.
Deze bevindingen sluiten aan bij de op dit moment gangbare emotional dysregulation hypothesis, die stelt dat er in het brein van borderlinepatiënten aantoonbaar weinig verbindingen zijn tussen de amygdala en prefrontale cortex. Het zou verklaren waarom ze emoties veel intenser beleven dan de meeste anderen. En ook waarom ze moeite hebben hun emoties in goede banen te leiden. De amygdala speelt een belangrijke rol bij het reguleren van agressie en angst. Deze oer-emoties worden normaal gesproken afgeremd en bestuurd door ons verstandige brein. Maar blijkbaar is dat bij mensen met borderline niet het geval.
Dat ontbreken van een verstandige rem doet denken aan kinderhersenen, die nog in ontwikkeling zijn. Net als een kind wiens lego-toren per ongeluk omvalt, kan een borderlinepatiënt om de kleinste dingen in woede ontvlammen. En zoals een kind vijf minuten later weer vrolijk door de kamer huppelt, zo kan iemand met borderline eenzelfde plotselinge omslag in stemming tonen.
Vind een betrouwbare coach via Coachfinder
Coaching is een belangrijke stap in zelfontwikkeling. Maar de juiste coach vinden blijkt nog niet zo eenvoudig. Coachfinder helpt je in je zoektocht naar een coach die bij je past.
Vind je ideale coachOp een recent congres in Amsterdam klonk een nieuwe, fascinerende theorie. Opvallend is namelijk dat in de hersenen van borderlinepatiënten relatief weinig activiteit te zien is in het gebied van Broca. Dit is een van de taalgebiedjes en verantwoordelijk voor onze innerlijke stem. Dat zou, ook al is het nog niet met zekerheid vastgesteld, kunnen verklaren waarom mensen met borderline een gevoel van leegte hebben. Het ontbreken van de innerlijke stem zou dus invloed kunnen hebben op het ik-gevoel.
Valt er iets te doen aan borderline?
Op basis van wetenschappelijk onderzoek kan dus gesteld worden dat borderline deels erfelijk is. Maar wat betekent dat voor de behandeling? De klassieke therapieën hebben weinig effect bij patiënten met een persoonlijkheidsstoornis. Dreiging met zelfdoding en snel wisselende symptomen maken bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie lastig. In elke behandelsessie lijken borderlinepatiënten weer een ander probleem te hebben. Bovendien is hun emotionele toestand zo wisselvallig, dat ze moeilijk te begrijpen zijn.
Pas in de jaren negentig werden de eerste succesvolle therapieën ontwikkeld speciaal voor mensen met borderline. In eerste instantie slaagden deze methoden er vooral in het aantal zelfdodingen terug te dringen, maar lukte het niet om de stoornis aan te pakken. Inmiddels worden schematherapie en de Linehan-method ingezet voor succesvolle behandeling van de borderline persoonlijkheidsstoornis.
Bronnen
-
2nd International Congress on Borderline Personality Disorder and Allied Disorders, Amsterdam, 27-29 september 2012
-
Eric Lis e.a., Neuroimaging and genetics of borderline personality disorder: a review, Journal of Psychiatry & Neuroscience, 2007
-
H. van Genderen en A. Arntz, Schematherapie bij borderline-persoonlijkheidsstoornis, Uitgeverij Nieuwezijds, 2010
-
A. New e.a., Neuroimaging and borderline personality disorder, Psychiatric Annals, 2012